C U in Rwanda?

En dan land je opeens, in de stromende regen, op Schiphol en zit je Afrika-avontuur er alweer op 🙁 Zondagavond ben ik om 22.30u uit Kampala vertrokken en maandagochtend om 5.30u was het touch-down op Schiphol.

Ik kijk terug op een zeer indrukwekkende en ontzettend mooie reis. Het was zeer interessant om te zien hoe het dagelijkse leven van Floor als vrijwilliger er in Kampala uitziet. Met de mooie en hoopgevende momenten bij de Creamland School, maar zeker ook met momenten van ontzettende frustraties bij andere projecten. Frustraties doordat afspraken niet worden nagekomen, doordat je op verzoek van een groep mensen een workshop organiseert en er vervolgens niemand komt opdagen, doordat mensen A zeggen maar B doen of doordat de zeer kleine onkostenvergoeding van 25 euro per maand die Floor van de lokale organisatie zou moeten krijgen, ondanks meerdere toezeggingen vanaf februari al niet meer uitbetaald is. Een dagelijks leven, waarbij ongeveer om de dag de stroom uitvalt en je dus vanaf een uur of 7 ’s avonds in het donker zit (met je hoofdlampje op je kop). Waarbij geen stroom ook betekent: geen warm water. Waarbij je geen wasmachine hebt, terwijl door al het stof en alle modder je schone kleren iedere keer binnen 10 minuten smerig zijn. Maar ook een dagelijks leven waarbij je al snel een “bekendheid” bent in de buurt en dus veel aanspraak hebt. Waarbij als je even een paar dagen weg bent iedereen, van Boda-boda jongen tot cassiere en van bewaker van het winkelcentrum tot “wapper-mannetje” van een minibusje lichtelijk bezorgd uitroept “you were lost! How are you?”. Waarbij je mensen ontzettend blij kunt maken door een foto van ze te maken en deze vervolgens laat afdrukken en kado geeft (vrienden voor het leven!). Waarbij je, door je relatieve rijkdom, toch de mogelijkheid hebt om af en toe lekker te gaan eten bij de Chinees, Turk, Italiaan of Indier. Of een zondagmiddag kunt gaan relaxen aan het zwembad bij het luxe Kabira Hotel. Allemaal erg leuk en interessant om eens vanuit een gewone woonwijk ergens in Kampala mee te maken. Maar tegelijkertijd ook erg confronterend en relativerend omdat je ook dagelijks geconfronteerd wordt met echte armoede. Ik had al veel bewondering voor Floor en alle andere vrijwilligers die hun veilige leventje in het westen durven op te geven en zich voor een bepaalde periode inzetten om het leven van anderen in een ontwikkelingsland een beetje beter te maken. Die bewondering is door mijn bezoek alleen maar groter geworden. Ik zou het geduld en doorzettingsvermogen volgens mij niet hebben en zou al lang gillend gek geworden zijn!

En dan Rwanda…..wat moet ik er nog over zeggen? Dit land heeft mij verrast en wel op een zeer positieve manier. Verrast door het feit dat het on-Afrikaans gestructureerd is, dat het super schoon is (iedere laatste zaterdag van de maand is het nationale schoonmaakdag waarbij iedere familie iemand moet afvaardigen om een ochtendje de openbare ruimte schoon te maken), dat plastic tasjes verboden zijn, dat er een opvallend goede infrastructuur is, dat iedereen zich aan de verkeersregels houdt (snelheid, gordel, niet mobiel bellen tijdens het rijden, elkaar voorrang geven, stoppen voor zebrapaden, helmplicht op de boda-boda), dat de mensen in dit franstalige land proberen engels te spreken, dat engels naast frans en rwandees een verplicht vak is op school, dat er een algemeen rookverbod geldt voor openbare ruimtes, dat er een soort ziekenfonds is dat 85% van de medische kosten dekt, dat de mensen zeer hulpvaardig zijn, dat het land schitterende nationale parken heeft met wilde dieren, tropische bossen, mooie meren en hoge vulkanen en dat Rwanda, met z’n duizenden heuvels en bergen ook buiten de parken gewoon ontzettend mooi is. Oftewel: een paradijsje voor toeristen! Waarbij je als toerist wel flink moet slikken als je geconfronteerd wordt met de ellende van de genocide. Maar ook dat is goed, aangezien de memorials je echt aan het denken zetten. Nog nooit heb ik op mijn reizen zoiets indrukwekkends gezien….

Is het dan alles positief en goed in Rwanda….? Zeker niet. Er is ontzettend veel armoede (Rwanda is een nog armer land dan Uganda), er is ontzettend veel leed, verdriet en psychische schade als gevolg van de genocide en Tutsi’s en Hutu’s staan voor de bijna onmenselijke opgave om vreedzaam samen te leven (iets wat ik na het zien van de memorials en verschillende documentaires nog steeds niet kan bevatten). Het land lijkt voor ons als toerist op het eerste gezicht stabiel en op de goede weg, maar is dat ook echt zo? We horen ook opmerkingen over discriminatie van Hutu’s (een potentiele voedingsbodem voor nieuwe conflicten?) en wel erg strenge controle van de burgers door de overheid. Valt dit nog onder de noemer van normale structurering en regulering die nodig is om het land op te bouwen of zijn het toch weer totalitaire trekjes? De toekomst zal het leren. Een toekomst die sowieso een grote uitdaging met zich meebrengt. Want na afloop van de genocide is het land letterlijk overspoeld door hulporganisaties en westerse regeringen met enorme zakken vol geld. Geld voor de wederopbouw van het land. Deze geldstroom zal echter langzaam gaan opdrogen en dan is het de vraag of Rwanda in staat is om ook op eigen kracht het land verder te ontwikkelen. De signalen zijn wat mij betreft positief, maar dit is slechts mijn oppervlakkige conclusie na 2 weken met mijn camera om de nek ontzettend de toerist uitgehangen te hebben….

Ik ben een zeer mooie en indrukwekkende ervaring rijker en ik hoop dat ik hiervan een klein beetje aan jullie heb kunnen overbrengen. Ik vond het in ieder geval erg leuk om mijn verhalen op deze manier met jullie te delen en gezien het aantal hits (op moment van schrijven bijna 1.750) is er ook flink meegelezen. Bedankt hiervoor! Blijf deze site nog even in de gaten houden, want ik ga hier zo snel mogelijk melden waar je de foto’s van mijn reis kunt gaan bekijken (ik hoef alleen nog maar ff de bijna 1.800 foto’s die ik gemaakt heb, door te worstelen en hier een leuke selectie uit te maken 🙂 ). Duurt je dat te lang? Koop dan gewoon de Bradt-gids van Rwanda, boek een ticket naar Kigali en beleef je eigen Rwanda avontuur! Het land is er klaar voor, de mensen verdienen het en het is gegarandeerd leuker en spannender dan online mijn vakantiefoto’s bekijken 🙂

C U in Rwanda!

Lake Bunyonyi…terug in Uganda

Rwanda hebben we alweer een aantal dagen achter ons liggen. Afgelopen maandag zijn we van Musanze in Rwanda naar Lake Bunyonyi in het zuiden van Uganda gereisd. We hebben hierbij de scenic route door de bergen genomen. Een erg mooie rit, waarbij we echter wel geluk hebben gehad met het vervoer. Voor hetzelfde geld hadden we nu nog bij de grens op een busje staan wachten…..

De eerste 30km van Musanze naar de grens ging prima. Een minibusje was zo gevonden, ik mocht voorin zitten en de weg was zoals gewoonlijk in Rwanda weer prima. Dat zou ook het laatste stukje goed asfalt van deze vakantie worden. De grensovergang was een hele kleine. Aan de Rwandese kant zat 1 mannetje paspoorten te controleren. Alhoewel…toen wij aankwamen, was hij net ff aan het ontbijten, dus moesten we wachten. Toen hij uitgegeten was, waren de noodzakelijke stempels zo gezet. En met nog 1 blik over onze schouder op vulkaan Murabura (ruim 4.100 m), die speciaal voor deze gelegenheid geheel uit de wolken tevoorschijn is gekomen, passeren wij de slagboom en is er geen weg meer terug. Rwanda ligt achter ons 🙁 Maar dat betekent ook dat Uganda weer voor ons ligt, met nog 1 dag relaxen op een, volgens een folder, zeer mooi eilandje in Lake Bunyonyi in het vooruitzicht. Voor dat we daar echter arriveren, moeten we ons eerst bij een Ugandese politieman melden die onze namen in een groot boek schrijft. Vervolgens naar het Ugandese douane-mannetje, waar ik een visum moet kopen en Floor haar multi-entry visum moet verlengen. Dat ze dat niet zo vaak doen, blijkt al snel als Floor aan het douane-mannetje moet uitleggen hoe het multi-entry visum werkt 🙂 Na deze administratieve plichtplegingen lopen we Uganda in op zoek naar vervoer. Volgens de reisgids zou er een beperkt aantal taxis en/of minibusjes aan de Ugandese kant van de grens klaar moeten staan……euhm…..er staat welgeteld 1 taxi! Gelukkig is het een stille grensovergang en zijn wij de enige die op zoek zijn naar vervoer. De taxichauffeur is zich volgens mij niet helemaal bewust van zijn monopoliepositie en wil ons voor een heel redelijk bedrag naar de eerstvolgende stad Kisoro brengen.

In Kisoro moeten we overstappen op een minibusje naar Kabale. Een rit die, ondanks de slechts 70 km, zo’n 3 uur zal gaan duren omdat we over onverharde wegen dwars door de bergen moeten. Een busje is snel gevonden, alleen is ie helaas pas half vol. Dat wordt dus wachten tot dat die vol is, want eerder vertrekt ie niet……En voor je het weet is het bijna 3 uur later en hang je nog steeds rond het busje op dezelfde plek in stoffig en heet Kisoro. Maar eindenlijk hebben zich dan toch voldoende mensen gemeld en kunnen we vertrekken. Ik heb 2 jaar geleden al in deze regio rondgereden en wist dat het een mooie, maar zeer stoffige en hobbelige rit zou worden. En dat werd het! Je rijdt over bergweggetjes met rood zand. Bij iedere tegenligger komt dat rode zand door alle kieren en gaten (en dat zijn er veel!) het busje in. Toen ik ’s avonds mijn neus snoot, dacht ik dat ik een bloedneus had, zo rood werd mijn zakdoek. Het bleek echter alleen maar stof te zijn! Ondanks alle stof, is de rit erg mooi. De uitzichten zijn super en de afgronden diep.

Na 3 uur hobbelen in het busjes arriveren we in Kabale. Nu zijn we bijna op de plaats van bestemming. Nog 1 taxi naar Rutinda, 20 minuten verderop, en we staan aan de oever van Lake Bunyonyi. Lake Bunyonyi is een stuk kleiner dan Lake Kivu in Rwanda, maar zeker zo mooi. Het wordt omringd door heuvels en bergen met terrassen waarop allerlei akkertjes liggen. Tevens ligt het meer vol met eilandjes. En naar 1 van die eilandjes zijn we onderweg. Met een motorbootje varen we in 20 minuten naar Itambira Island, waar Byoona Amagara Island resort ligt. Hier gaan we heerlijk relaxen. Het blijkt een klein eilandje te zijn, met plek voor zo’n 30 mensen. Echt een paradijsje met alleen maar het geluid van kwetterende vogels en schitterende uitzichten over het meer. Wij hebben er een cabin gereserveerd en zijn erg benieuwd hoe die eruit ziet. En het blijkt alweer een schot in de roos te zijn: een supergezellige ruime houten cabin met eigen terras en natuurlijk een super uitzicht. Ook is er een openlucht douche met uitzicht op het meer waarvoor op bestelling warm water wordt gebracht. Wat een plek weer!

En dan het restaurant: een aan 1 kant open houten gebouw, gelegen op een heuveltop met iedere avond weer een mooie zonsondergang! Koken kunnen ze er trouwens ook…..heerlijke burito’s, pizza’s, curry’s, bruchetta’s enz enz. De eerste avond had ik als dessert zelfgemaakte chocolade ballen met in rum gedrengde rozijnen en bestrooid met kokossnippers. Yummie! Als ontbijt: bananenpannenkoek bestrooid met chocola en een fruitsalade. Het kan niet op. Zoals gezegd….echt weer een paradijsje, waar je heerlijk met een boek en een (paar) koud(e) biertje(s) een paar uurtjes op je terras zit. Dan weer een stukje over het eiland wandelt tussen allerlei tropische vogels, waaronder de zeer sierlijke Kraanvogel, en de vele bloeiende bloempjes. Of waar je een duik neemt in het krokodil- en hippo-vrije water. En waar je ’s avonds zelfs een keuze kunt maken uit een groot aanbod van (recente) films. Hier kun je makkelijk enkele dagen doorbrengen en totaal tot rust komen. Helaas hebben wij hier maar 2 nachten geboekt en komt het einde van onze reis nu echt in zicht.

Wat ons nog rest, is een lange busrit van 8 uur van Lake Bunyonyi terug naar de hectiek, chaos en rotzooi van Kampala. Een hectiek, chaos en rotzooi die ook zeker zijn charme heeft en toch een beetje hoort bij grote Afrikaanse steden. Maar een groter contrast met de schoonheid en rust van Lake Bunyonyi en zoveel plekken die we in Rwanda hebben gezien, is nauwelijks mogelijk…

Inmiddels zijn we dus alweer 2 dagen in Kampala en kijken we terug op een zeer geslaagde en indrukwekkende rondreis, die mij nog heel lang zal bijblijven. De laatste dagen in Kampala staan gedeeltelijk in het teken van Kidogo. Zo gaan we terug naar de Creamland School om het door Floor ingezamelde geld verder te besteden aan de aanleg van de waterleiding en de bouw van de waterkiosk. Ook weer zeer interessant en leuk om te doen, zoals jullie in 1 van mijn volgende berichten kunnen lezen.

Waar zijn de toeristen?

Zoals jullie inmiddels wel doorhebben, ben ik zwaar onder de indruk van Rwanda. Dit land heeft zoveel te bieden: aardige en hulpvaardige mensen, een schitterend landschap, mooie nationale parken, een zonnige kustlijn langs Lake Kivu, veel cultuur en historie, een on-afrikaanse goede infrastructuur, on-afrikaans veilig verkeer en accomodatie van erg spartaans tot super de luxe….. EÊn aspect mist echter nog in dit plaatje en dat zijn toeristen. Ik ben de laatste om te pleiten voor massatoerisme, maar Rwanda verdient meer. Er is hier namelijk voor ieder wat wils en je hoeft niet eens superavontuurlijk ingesteld te zijn om hier de perfecte vakantie te beleven.

Enige tijd geleden waren we in Nyungwe National Park. Er ligt een perfect geasfalteerde weg naar dit park, er is accomodatie, het park heeft een uitgebreid netwerk van mooie en goed onderhouden trails (van makkelijk tot zwaar) en je kunt hier gegarandeerd Chimps en Golden Monkeys zien. Dit soort parken trekken in de omliggende landen als Uganda, Kenia en Tanzania vele duizenden, zo niet tienduizenden bezoekers per jaar. Nyungwe had in 2006 slechts zo’n 3.200 bezoekers!! In de afgelopen maanden lag het gemiddelde op zo’n 200-300 per maand. Wij waren in juli Nederlanders nr 3 en 4 en hebben dus voor een verdubbeling van het NL-bezoek in juli gezorgd 🙂 Ongelooflijk!

Een paar dagen geleden hebben we de “kustplaatsjes” Kibuye en Giseny bezocht. Beide liggen aan Lake Kivu. Kibuye is een klein en rustig plaatsje met 3 hotels. Giseny is het “Zandvoort van Rwanda”, alhoewel….zo wordt het beschreven. De plek waar veel mensen, buitenlandse toeristen en Rwandesen, een weekendje naar toe gaan om te relaxen. In beide plaatsen viel echter 1 ding op….we waren er zo goed als alleen!

We waren op de bonnefooi naar Kibuye afgereisd, nadat het niet gelukt was om ons voorkeurshotel te reserveren. Dit was vol, omdat er een conferentie van de Rwandese politie was (Kibuye was op dat moment dus met stip de veiligste plek van Rwanda 🙂 ). Vol betekent dat er zo’n 50 kamers bezet waren. Dat is voor Rwandese begrippen een groot hotel. We hebben meestal overnacht in hotelletjes en motelletjes met maximaal 10 kamers. Er bleven dus nog 2 hotels over, waarvan er 1 als absoluut 2e op ons lijstje stond. Dit hotel hadden we echter telefonisch niet kunnen bereiken…
Toen we bij dit hotel, Home St. Jean, aankwamen, zag het er ook verdacht stil uit. Maar wat bleek…ze waren de afgelopen weken gesloten geweest vanwege een renovatie en waren net weer 2 dagen open! Dat hebben wij weer 🙂 De locatie van dit hotel is echt sprookjesachtig: gelegen op de top van een heuvel op een landtong, aan 3 kanten omringd door het water van Lake Kivu en uitzicht op de vele heuvels en bergen die het meer omringen. En vanaf een stoelje voor je nieuw geverfde kamer mag je hier over uit kijken! We hebben dan ook direct besloten om hier maar een dagje langer te blijven. Wat een plek, wat een rust!

Aangezien het restaurant van het hotel nog niet heropend was, waren we voor ons eten aangewezen op de 2 andere hotels. Ook deze hotels lagen op schitterende plekken direct aan Lake Kivu. Je kon deze hotels bereiken door een stuk te lopen over een soort eenrichtingsverkeer-rondweggetje dat door de heuvels slingert en het ene mooie uitzicht naar het andere over Lake Kivu biedt. Op de dag van aankomst hebben we uitgebreid gelunched in het hotel waar de politieconferentie aan de gang was. Hier waren dus wel wat meer mensen, maar die moesten de hele dag binnenzitten en workshops volgen, terwijl wij uren op het terras hebben gehangen en heerlijk hebben gegeten.
Op de 2e dag hebben we het restaurant van het andere hotel uitgeprobeerd. Het eten was hier duidelijk minder en het personeel erg langzaam en niet al te snugger. Maar het terras en bijbehorende uitzicht over een baaitje vergoedde veel. Hier kwamen we in totaal 4 andere blanken tegen en wat lokale mensen. Voor de rest was het stil, rustig en relaxen.

Vervolgens dus door naar Gisenyi. Helaas met een omweg omdat de bussen die zouden rijden, juist op onze reisdag niet bleken te rijden (zie bericht: Soms zit het mee…). We hadden verwacht dat we nu in een bruisende kustplaats terecht zouden komen. Niets bleek minder waar. Ook hier stilte en rust. Er is een mooie Boulevard met palmbomen, de boulevard gaat over in een parkachtige strook groen en deze groenstrook gaat over in een mooi strand. En wie zie je daar…helemaal niemand! Ja, een paar lokale jongens die aan het volleyballen zijn en een paar vissers, maar dan heb je het wel gehad. Aan de boulevard staan prachtige koloniale huizen. Veel zien er echter vervallen uit. Er staan grote hotels, waarvan de meeste echter gesloten zijn. Waarschijnlijk te weinig gasten. Het straalt hier echt “vergane glorie” uit.
Wij strijken neer bij Restaurant/Nightclub White Rock, waar we erg hartelijk en persoonlijk door de manager welkom worden geheten. Dat gebeurt ons wel vaker, omdat we meestal de enige gasten zijn 🙂 White Rock is ook weer zo’n schitterende plek die zo in Miami of ergens aan de Spaanse kust zou kunnen staan. In iets wat je zou kunnen definieren als art-deco stijl en een open restaurant met uitzicht over Lake Kivu. We zien hier de zon ondergaan en eten heerlijk Italiaans (Floor bestelt Lasagne en krijgt een hele ovenschotel voor haar neus, waar je normaal makkelijk met 4 mensen van kunt eten 🙂 ). Als we teruglopen naar ons motelletje zien we in de verte de rode gloed van de actieve vulkaan Nyirangongo in Congo….Wat moet ik nog meer zeggen….

Mannen in roze pakjes

Over 1 opvallend Rwandees aspect heb ik het nog niet gehad. Vanaf de 1e dag in Rwanda zien we regelmatig groepen mannen in roze shirts en roze bermuda’s lopen. Ze worden vergezeld door 1 of meerdere bewapende militairen. Het betreft hier gevangenen. Maar niet zomaar gevangenen, maar Hutu’s die misdaden hebben gepleegd tijdens de genocide. Ze zijn inmiddels veroordeeld of wachten nog steeds op een Gacaca-hoorzitting. Door het gigantische aantal mensen dat op 1 of andere manier deelgenomen heeft aan de genocide, duurt het jaren voordat iedereen voor een rechter heeft gestaan. Zonder de Gacaca-methodiek zou het zelfs meer dan 100 jaar duren voordat iedere verdachte aan een rechter zou zijn voorgeleid.

Het grote aantal gevangenen heeft ook een voordeel. Ze worden ingezet voor werk aan de weg, het schoonhouden van afwateringskanalen en werk op het land. Zij dragen dan ook actief bij aan de infrastructuur en de super schone openbare ruimte (waar we ons nog steeds dagelijks over verbazen). Je komt ze dus overal tegen. En vooral als het in een stad of dorp Gacaca-dag is, zie je ze getransporteerd worden in vrachtwagens naar de centrale plek in town waar de hoorzitting plaatsvindt.

Als ze van of naar hun werk lopen, gaat het er erg gemoedelijk aan toe. Bekenden worden begroet (ze kennen immers veel mensen omdat ze in hun eigen omgeving terecht staan en berecht worden), er wordt een praatje gemaakt en ook wij worden gegroet als we er langs lopen. Dat geeft een erg tweeslachtig gevoel. Enerzijds wil je ze verrot schelden, bekogelen met tomaten, want hier lopen verkrachters en moordenaars, mannen die ongelooflijk wrede wandaden hebben gepleegd. Anderzijds zie je dat de lokale bevolking normaal met ze omgaan. Iedereen lijkt vrede te hebben met en vertrouwen te hebben in de manier waarop de rechtspraak zijn beloop krijgt hier in Rwanda. Alsof iedereen het verleden accepteert en weet dat wraak- en haatgevoelens niet bijdragen aan de wederopbouw van hun land. Wie zijn wij dan om daar anders mee om te gaan….. De tomaten blijven dus op zak, maar teruggroeten lukt me toch niet….. Wel krijg je nog meer respect voor de bevolking door de manier waarop zij omgaan met die verschrikkelijke periode die slechts 13 jaar geleden plaatsvond…

Dansen op de vulkaan

Een mooi nummer van De Dijk is “Dansen op de vulkaan”. Vandaag heb ik letterlijk gedansd op een vulkaan. We hebben namelijk vulkaan Bisoke beklommen. Bisoke is 1 van een gordel van 5 vulkanen in Volcanoes National Park in het noorden van Rwanda. Volcanoes NP is met name bekend om zijn berggorilla’s. Maar aangezien ik die 2 jaar geleden al in Uganda heb gezien, had ik geen zin om opnieuw honderden dollars neer te tellen om deze met uitsterven bedreigde dieren nog een keer te bezoeken. En….er zou een kleine kans zijn dat we ze toevallig op onze beklimming van Bisoke zouden tegenkomen, aangezien daar 2 groepen leven.

Gisteren zijn we vanuit Gisenyi in een uurtje (en in een goede bus) naar Musanze gereden, de “toegangspoort” tot Volcanoes NP. We hebben hier een hotelletje gevonden dat werd aangeprezen in onze “Rwanda-bijbel” (lees: de Bradt reisgids). Het laatste bezoek van de Bradt is waarschijnlijk al weer enige tijd geleden, want van de mooie beschrijving blijft in werkelijkheid niet veel over. Eigenlijk is het gewoon een donker hol met kleine kamers en niet erg uitnodigende douche en toilet. Maar ja….wat wil je ook voor nog geen 9 euro voor een 2-persoonskamer. Dan mag je ook geen Bellagio-kwaliteit verwachten 🙂

Nadat we onze intrek hadden genomen in het hotel, zijn we op weg gegaan om onze vulkaanbeklimming van vandaag te regelen. Met name voor het vervoer naar het park moest een oplossing komen. Je moet namelijk al om 7.00u in het park aanwezig zijn voor een briefing, waarna de hike om 7.30u begint. Daar komt bij dat het park 30 km buiten Musanze ligt en er geen openbaar vervoer die kant op is. Maar een taxi was snel geregeld en die zou ons vandaag om 6.00u ophalen. En verrek…..stipt om 6.00u komt er een echte Land Rover voorrijden. De chauffeur brengt ons en blijft vervolgens wachten tot we terug zijn.

Na de briefing bij het information centre in het park rijden we naar het begin van de hike. Ik heb over veel slechte wegen gereden, maar dit slaat alles. Helemaal door elkaar geschud zijn we om 8.00u bij het startpunt en kunnen we beginnen aan de tocht. Het belooft een zware wandeling te worden, want we moeten naar de top van de vulkaan op 3.711m. De gids weet niet precies vanaf welke hoogte we vertrekken, maar dacht ergens in de 2.000m. Gelukkig kunnen we door laaghangende bewolking de vulkaan niet zien. Dat is altijd nogal ontmoedigend als je helemaal onderaan staat….

Wij zijn vandaag de enigen die de Bisoke gaan beklimmen (in 2006 hebben in totaal zo’n 550 mensen de tocht ondernomen; van platgetrapte paden is dus geen sprake). Ondanks dat we maar met z’n 2-en zijn, is het toch een hele expeditie. Want naast Floor en mij gaat er een gids mee, 2 dragers voor onze rugzakken (beetje decadent, maar wel lekker! En als excuus kunnen we zeggen dat we de lokale economie ondersteunen) en 2 zwaarbewapende militairen. Ook nu zitten we namelijk weer dicht bij de grens met Congo. Maar volgens de gids hebben we daar niks van te vrezen. De militairen gaan mee om buffels tijdig te verjagen. We zijn een beetje verbaasd dat er buffels op een vulkaan leven, maar al snel zien we buffel-poep dus het zal wel zo zijn. Later komen we trouwens een groep Belgen tegen die een 2-daagse tocht naar een andere vulkaan hebben gemaakt (dat zijn dus de echte bikkels!). Zij werden zo ongeveer door een heel peleton militairen begeleid, waarvan er 1 een soort bazoka of granaatwerper bij zich had. Das dan wel weer heel zwaar geschut voor een paar buffels…..

Vol goede moed zijn we om 8.12u aan de wandeling begonnen. En het eerste uur verliep ook prima. We moesten al flink stijgen over smalle paadjes, maar het was goed te doen. Dit eerste stuk ging door tropisch woud. Na een uurtje hebben we even gepauzeerd, want daarna zou het echte werk beginnen. Minimaal 2 uur steil omhoog over glibberige paadjes. En steil was het! In een zeer langzaam tempo zijn we omhoog geklauterd, waarbij we meerdere keren letterlijk de berg op getrokken zijn door de gids en de dragers. Het was dus flink afzien. Maar ook schitterend. Je komt door verschillende vegetatiezones, waarvan ik het stuk nevelwoud het mooiste vond. In de mist zie je hier allemaal bomen die helemaal volhangen met allerlei mosslierten. Erg spooky.

Naarmate de begroeiing minder en lager wordt, weet je dat de top in zicht komt. Af en toe trok de bewolking even op en kon je wat verder weg kijken, maar net zo snel trok alles weer dicht. Precies om 12.00u waren we op de top. Waar dus even gedanst moest worden op de vulkaan 🙂 Aangezien het hier om een niet actieve vulkaan gaat, zit de krater dicht en is er een meer ontstaan. Op het moment dat wij boven aankomen, trekt de bewolking op en hebben we een fraai uitzicht op het kratermeer. Zoals altijd is het op een bergtop erg koud, waardoor je er eigenlijk ook snel weer weg wilt (waarom doen we dit eigenlijk???). Dus na snel wat gegeten en gedronken te hebben en nog even genoten te hebben van de opkomende en wegtrekkende wolken boven het meer, beginnen we aan de afdaling. Omhoog is altijd lastig, maar naar beneden over glibberige paadjes, soms nauwelijks breder dan je voet, door modder, over gladde rotsen met soms zeer grote hoogteverschillen is erg zwaar. Zeker als je knieen dit soort fratsen toch al niet leuk vinden. Maar het ging goed. Ik ben maar 1 keer uitgegleden! Over de terugweg hebben we echter toch ook nog een kleine 3 uur gedaan. En zoals het dan heet, kom je “moe maar voldaan” weer terug bij de auto! Het was een schitterende tocht door een schitterende natuur en tijdens de rit terug naar Musanze is het inmiddels zo opgeklaard dat we in totaal 3 van de 5 vulkanen kunnen zien. Mooier kunnen we onze trip door Rwanda niet afsluiten….

Morgen gaan we de grens naar Uganda al weer over. Nog niet terug naar Kampala, want eerst gaan we nog ff relaxen op een eilandje in Lake Bunyonyi. Ook dat wordt ongetwijfeld genieten. Over Rwanda ben ik echter nog niet uitverteld, dus ook vanuit Uganda zal ik nog wat berichtjes over dit indrukwekkende land van de 1000 heuvelen (en de 5 vulkanen) plaatsen.

You’ll never walk alone

Wat hier in Rwanda opvalt, zijn de vele mensen die lopend op weg zijn ergens naar toe. Een duidelijk kenmerk van een ontwikkelingsland, waar ander vervoer dan je eigen benen alleen is weggelegd voor een zeer klein deel van de bevolking. Als je geluk hebt, heb je een fiets. Als je redelijk “rijk” bent, heb je een motor en alleen de echte welgestelden kunnen zich een auto veroorloven. In Rwanda zijn dat er dus maar heel weinig. Het enige autoverkeer dat je tegenkomt, bestaat uit taxi’s en minibusjes, reguliere bussen, enkele particulieren met een auto en heel veel grote Jeeps, Landrovers en Toyota Land Cruisers van allerlei hulporganisaties die hier aan het werk zijn.

Mensen lopen hier dus naar hun werk, naar de markt, naar een waterbron of naar school. Dat kan soms kilometers verder zijn. Vooral als je in de buurt van een school of een markt komt, is het echt ongelooflijk hoeveel mensen je langs de weg ziet lopen. Het is echt een stroom van mensen die aan je voorbij trekt.
Het ontbreken van gemotoriseerd vervoer betekent ook dat je alles wat je wilt vervoeren dus ook zelf zal moeten dragen. Zoals wellicht bekend, doen ze dat in Afrika bij voorkeur op hun hoofd. De afgelopen 2 weken heb ik een beetje zitten opletten wat je zoal op je hoofd kunt vervoeren. Hier een kleine en zeker geen volledige opsomming:

  • tassen
  • rugzakken (niet op je rug, want daar dragen vrouwen al minimaal 1 kind)
  • bananen (en dan niet een lullig trosje, maar bij voorkeur 1 of 2 trossen van minimaal 50-60 bananen)
  • manden vol met passievruchten, citroenen, papaya’s, ananassen etc.
  • grote zakken vol met allerlei soorten groenten
  • jerrycans met water
  • flinke aardewerken potten (bij voorkeur 3 op elkaar gestapeld)
  • grote bossen brandhout
  • planken van minimaal 3 meter (meerdere tegelijk)
  • golfplaten
  • olievat (ik ga ervan uit dat ie leeg was!)
  • tafels
  • stoelen
  • een combinatie van de vorige 2 (op een omgekeerde tafel op je kop, kunnen nl nog makkelijk 2 stoelen)
  • etc, etc

Het is echt ongelooflijk om dit te zien. Wat een nekspieren moeten deze mensen hebben. En wat een uithoudingsvermogen! Zeker in het bergachtige Rwanda, waar je bijna altijd tegen een berg op moet of er vanaf moet.

Veel van dit soort taferelen zien we als we, al dan niet comfortabel, in een bus door het land rijden of ergens in een stadje op een terrasje zitten uit te puffen van onze “zware reis”. Maar af en toe gaan we zelf ook aan de wandel en voegen we ons in de stroom mensen langs de weg. En zeker als Mzungu loop je hier nooit alleen en heb je veel bekijks. Mensen passen hun tempo aan aan ons tempo en lopen een hele tijd met ons op. Van alle kanten wordt er naar je gekeken en geroepen. Je moet het hier dus niet vervelend vinden om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Vaak voel je je ook de rattevanger van Hamelen, want binnen de kortste keren heb je een hele groep kinderen achter je aan. Gisteren liepen we 6 km van Gisenyi naar Rubena, een klein gehuchtje aan Lake Kivu. We liepen al met een hele groep mensen om ons heen toen er opeens 2 kleine kindertjes aan kwamen rennen. De ene pakje Floor bij de hand en de andere mij. Vervolgens liepen ze met een big smile een hele tijd met ons mee. Ze kijken je met grote ogen, zeggen verder niks, maar vinden het schitterend. Zo schitterend dat we moeite hadden om ze terug naar huis te sturen…ze wilden onze handen niet meer loslaten 🙂
En altijd is er wel iemand die een praatje met je begint. Als dat in het Rwandees gaat, zijn we snel uitgepraat. Maar vaak proberen met name jongeren een gesprekje in het engels aan te gaan. Ze vinden het leuk om hun engels te oefenen. Uiteindelijk komt echter in de meeste gevallen de vraag om je adres of gewoon om geld. Altijd erg lastig, omdat je weet dat ze het ongetwijfeld goed kunnen gebruiken. Maar deze vragen krijg je tig keer per dag, dus daar is geen beginnen aan. Ik blijf het echter erg leuk vinden om hier door stadjes en dorpjes te lopen, omdat je dan het meeste meekrijgt van het Rwandese leven.

Voor morgen staat er ook weer een wandeling op het programma. Dit keer wordt het echter niet relaxed slenteren, maar moeten we serieus aan de bak. We gaan de vulkaan Bisoke beklimmen. Het is een slapende vulkaan met een kratermeer op zo’n 3.700m. En nou maar hopen dat ie niet net morgen ontwaakt….

Soms zit het mee…

Soms zit het mee, soms zit het tegen. In mijn vorige bericht meldde ik dat het reizen per openbaar vervoer onverwacht soepeltjes verloopt. Dat is ook zeker zo, behalve als het Gacaca-dag is. Gacaca is het systeem van openbare hoorzittingen waar de Hutu’s die mee hebben gedaan aan de genocide worden berecht. Dit gebeurt lokaal, waarbij in iedere stadje of dorpje een lokaal tribunaal is ingericht. 1 keer per week vinden de hoorzittingen plaats, steeds op een vaste dag die echter per dorp of stad verschilt. Om iedereen de kans te geven deze hoorzittingen bij te wonen, moeten de winkels dicht en rijden er geen taxis of minibusjes. Oftewel…het openbare leven ligt compleet stil. En dat is erg lastig als je net op die dag uit zo’n plaatsje weg wilt. Hier zijn we nu 2 keer tegenaan gelopen.

Afgelopen dinsdag wilden we van Butare naar Kibuye. Hiervoor zouden we in Gitarama moeten overstappen. Tot Gitarama was er niets aan de hand. We hadden een plaats in een lijndienst-bus gereserveerd. Genoeg beenruimte en de bus wordt niet volgepropt met mensen. Prima dus. In Gitarama worden we door een hulpvaardige jongen naar de plek gebracht waar we de bus naar Kibuye kunnen nemen. Het blijkt hier echter Gacaca-dag te zijn dus de taxi-park is uitgestorven. Dat wil zeggen….genoeg mensen die wachten op vervoer, maar geen taxis of bussen. Tja….dan zit er maar 1 ding op….rustig afwachten…..
Op dit soort momenten is het een voordeel als je blank bent. Je valt op en er zijn genoeg mensen die je willen helpen. Al snel komt er iemand op ons af die vraagt waar we naar toe moeten. Als we zeggen dat we naar Kibuye willen, moeten we meekomen. Even verder op staat een mooie pick-up-truck van iemand die voor zijn werk naar Kibuye moet. En hij heeft plaats voor 4 personen! Daar zijn wij er dus 2 van 🙂 En zo worden we op een zeer comfortabele manier naar Kibuye vervoert en worden we bij het hotel, waar we hopen te overnachten, afgezet.

Afgelopen donderdag wilden we weer uit Kibuye weg en door naar Gisenyi. En je raadt het al….het blijkt weer Gacaca-dag te zijn (dat staat helaas nergens in de reisgids aangegeven). We hadden van te voren geinformeerd of er een bus zou gaan. Die ging er en wel om 7.30u vanaf een kruispunt in het dorp. Wij staan daar dus netjes op tijd, al om 7.00u, met onze bagage klaar. Maar al snel horen we van omstanders dat de bus naar Gisenyi al weg is. Voorlopig komt er ook geen volgende. Dat werd dus improviseren. We zijn teruggelopen naar de centrale rotonde in het dorp waar normaal gesproken de meeste minibusjes vertrekken. Daar opnieuw geinformeerd of er nog een mogelijkheid was om rechtstreeks naar Gisenyi te reizen. Dat bleek niet het geval. De enige optie was om via de hoofdstad Kigali te reizen. Alleen was dat weer een probleem omdat het Gacaca-dag was. Het eerste busje zou niet eerder dan 14.00u vertrekken en het is nu 7.30u! Maar als ze een beetje opschieten met de hoorzittingen, zouden de eerste busjes ook al vanaf 11.00u kunnen vertrekken. Ook hier zat er niks anders op dan te doen wat je heel veel Afrikanen ziet doen….gelaten afwachten. Gewoon ergens op een muurtje gaan zitten, een beetje rondkijken en wachten…heel veel en lang wachten….. We vonden eigenlijk ook al dat het reizen tot nu toe te soepel verliep. Met reizen per openbaar vervoer door een ontwikkelingsland moet er natuurlijk wel een keer wat mis gaan.

Maar ook dit keer viel het achteraf mee. Al om 10.00u kwam er een busje aan. Natuurlijk stormde iedereen daar op af, maar ook nu moest er weer plaats gemaakt worden voor de Mzungu’s. Een beetje genant, maar op dit soort momenten maken we er dankbaar gebruik van. We hadden al kaartjes gekocht voor een ander busje. Maar ja….een kaartje kost zo’n 2 euro dus dat is niet echt een probleem. En we hebben de eerder gekochte kaartjes weggegeven en daar iemand heel blij mee gemaakt.
De rit naar Kigali was wel afzien. We hadden niet ontbeten en konden ook niks kopen omdat alle winkeltjes in Kibuye dicht waren. Daarnaast hebben we weer een nieuw record gevestigd…..achterin het busje zaten 19 of 20 mensen! Ik zat natuurlijk weer voorin, maar dit keer wel in het midden. Dat is bovenop de moter en dus een lekker warm plekje…pffff

Na 3,5 uur kwamen we helemaal brak in Kigali aan. Daar bleek de eerstvolgende bus naar Giseny pas ’s avonds te vertrekken en daar hadden we geen zin meer in. Dus maar besloten om een nachtje in Kigali te overnachten en de volgende dag de eerste bus (6.00u!) naar Giseny te nemen.

Inmiddels staan we al weer op het punt om Gisenyi te verlaten en de bus naar Musanze te pakken. De tijd vliegt, er is zo veel te zien en dus veel te weinig tijd om overal verslag van te doen…. Over onze belevenissen in Kibuye en Gisenyi hoop ik zeer binnenkort iets te kunnen schrijven. Nu moet ik rennen om de bus te halen…..